Hof Amsterdam: regresrecht voor doorverkoper op welke airline bij code-sharing?

Op 29 juli heeft het Gerechtshof Amsterdam enige duidelijkheid verschaft over de vraag met welke luchtvaartmaatschappij een vervoerovereenkomst is gesloten als vluchten, die onderdeel vormen van een pakketreis, zijn geboekt op het platform van een luchtvaartmaatschappij (Vueling Airlines S.A.), maar worden uitgevoerd door een andere luchtvaartmaatschappij (Level Europe Gmbh). Het Hof oordeelde dat luchtvaartmaatschappij Vueling contractueel aansprakelijk is voor de annulering van vluchten als onderdeel van pakketreizen die via Prijsvrij.nl B.V. zijn verkocht, en die zouden worden uitgevoerd door Level. Deze uitspraak lijkt in lijn met Europese regelgeving en rechtspraak.

Boeking via Vueling, uitvoering door Level

Prijsvrij heeft als doorverkoper pakketreizen aangeboden van organisator Sunmix. Sunmix boekte de vluchten via het platform 'Vueling Agencies'. Ook werd er betaald aan Vueling. De feitelijke uitvoering van de vluchten was in handen van Level Europe GmbH, een zustermaatschappij binnen de IAG-groep. Door de coronacrisis en het daaropvolgende faillissement van Level zijn vele vluchten geannuleerd. Prijsvrij betaalde de ticketkosten aan haar klanten terug en vorderde vervolgens deze bedragen van Vueling terug.

Rechtbank wijst vordering af

In eerste aanleg wees de rechtbank de vordering van Prijsvrij af. Volgens de rechtbank waren de vervoersovereenkomsten gesloten tussen de reizigers en Level, waarbij Vueling slechts als agent optrad. De rechtbank baseerde zich onder meer op de volgende omstandigheden. Op de boekingsbevestigingen staat bovenaan het logo van ‘Vueling Agencies’ vermeld. De boekingscode en het vluchtnummer duiden erop dat het een vlucht van Level betreft. Ook staat op de boekingsbevestiging ‘operated by Level’. De annuleringsbrieven werden door Vueling, maar ook door Level verstuurd. Dat Vueling de betalingen van Sunmix en/of Prijsvrij heeft ontvangen en deze bedragen heeft doorgestort aan Level, paste volgens de rechtbank bij het handelen als agent.

Verder oordeelde de rechtbank dat, ook als Vueling wel als contractspartij van de reizigers zou gelden, de vordering van Prijsvrij alsnog had moeten worden afgewezen. Artikel 22 van Richtlijn Pakketreizen (EU) 2015/2302 bepaalt dat lidstaten erop toezien dat de organisator of doorverkoper regresrecht heeft: het recht om verhaal te halen op derden die hebben bijgedragen aan de gebeurtenis die heeft geleid tot schadevergoeding, prijsverlaging of andere verplichtingen. De Rechtbank overwoog echter dat Prijsvrij geen zelfstandig verhaalsrecht aan artikel 22 van de Richtlijn Pakketreizen kon ontlenen, omdat deze bepaling volgens de Nederlandse wetgever geen implementatie behoefde en dus geen aanvullend regresrecht biedt.

Vueling als contractpartij

Het hof kwam tot een ander oordeel. Vueling handelde niet als agent, maar was zelf contractspartij. Het Hof stelt onder meer vast dat het gebruikelijk is dat ‘contracting carriers’ (de luchtvaartmaatschappij die de vervoerovereenkomst sluit) hun IATA-code koppelen aan de vlucht die wordt uitgevoerd door de ‘operating carrier’ (code sharing). Veuling en Level hadden een overeenkomst met betrekking tot een dergelijke ‘code sharing’.

Het Hof wijst er erop dat de boeking liep via ‘Vueling Agencies’, een exclusief online platform voor het boeken van vluchten door reisorganisatoren. De aanduiding ‘Agencies’ betreft dus niet de hoedanigheid van Vueling als agent, maar ziet op het verlenen van diensten aan travel agencies (reisondernemingen). De betalingen werden gedaan aan Veuling en de reizigers ontvingen na het boeken ook een boekingsbevestiging van Vueling en niet van Level. Ook de annuleringen zijn vrijwel allemaal gedaan vanaf een e-mailaders van Vueling. Daarnaast verwees Vueling naar haar eigen vervoersvoorwaarden. Van belang was dat bij de boeking geen melding werd gemaakt van Level. Pas na afronding van de boeking werd vermeld dat de vlucht zou worden uitgevoerd door Level. Volgens het hof bevestigt dit dat Level slechts als feitelijke vervoerder (operating carrier) optrad, en niet als contractuele vervoerder (contracting carrier).

Verhaalsrecht en schadevergoeding

In afwijking van de rechtbank oordeelde het hof ook dat artikel 22 van de Richtlijn ook zonder implementatie werking heeft in het Nederlandse recht. Prijsvrij heeft dus op grond van het Nederlandse recht een verhaalsrecht jegens Vueling. Dit impliceert dat een organisator of doorverkoper zoals Prijsvrij regres kan nemen op de luchtvaartmaatschappij die heeft gezorgd voor de annuleringen van de vervoersovereenkomst waardoor ook de pakketreisovereenkomst moest worden beëindigd.

Nu Prijsvrij verplicht was tot het terugbetalen aan de reizigers en dat ook heeft gedaan, moet Vueling de ontvangen bedragen niet aan de reizigers, maar aan Prijsvrij terugbetalen. Het Hof voegt daar nog aan toe dat voor zover nodig Prijsvrij een regresrecht toekomt dat voortvloeit uit het bepaalde in art. 6:30 BW (betaling door derden) in samenhang met art. 212 BW (ongerechtvaardigde verrijking), uitgelegd in overeenstemming met artikel 22 van de Richtlijn. Vueling werd daarom veroordeeld tot terugbetaling van € 176.220,27 aan ticketkosten, evenals tot vergoeding van incasso- en proceskosten.

Onze visie in breder Europees juridisch kader

Met de constatering van het hof dat Veuling de contractuele partij is en Level de feitelijk uitvoerende airline wordt ons inziens nog niet helder beslist wie van de twee arlines nu degene is die op grond van artikel 2 DBC-Verordening ‘de vlucht uitvoert’. Het is deze ‘operating carrier’ die op grond van de DBC-Verordening ( 261/2004), welke ziet op annuleringen en vertragingen, verplichtingen heeft richting de passagiers, en daarom is het van cruciaal belang dat duidelijk is wie als zodanig kwalificeert. Deze uitvoerende luchtvaartmaatschappij is de luchtvaartmaatschappij die besluit een bepaalde vlucht uit te voeren, de route vaststelt en luchtvervoersovereenkomsten met passagiers sluit, hetzij zelf, hetzij namens een andere (rechts)persoon die een overeenkomst heeft met de passagiers. De voorwaarden voor het uitvoeren van een vlucht en het sluiten van een overeenkomst met passagiers zijn cumulatief. Impliciet maken we uit de uitspraak op dat Vueling hier wordt gezien als de ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’, zodat op haar de verplichtingen rusten uit de DBC-Verordening. Maar erg duidelijk is dit niet.

Wirth/Thomson

Het Hof van Justitie oordeelde in het arrest Wirth/Thomson (C-532/17) dat een luchtvaartmaatschappij die in het kader van een zogeheten ‘wet-lease’ voor een contractueel vastgelegd aantal vluchten het toestel inclusief bemanning verhuurt, maar voor de desbetreffende vluchten niet de primaire operationele verantwoordelijkheid draagt niet kan worden aangemerkt als de ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’, ook al staat diens naam wel met zoveel woorden vermeld op de boekingsbevestiging van de passagier achter de bewoordingen ‘uitgevoerd door’. Dit betekent dat de aan de passagiers verstrekte informatie over wie de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is, niet altijd doorslaggevend is.

Dat laatste speelt in dit geval ook. Dat aan de passagiers is vermeld dat Level de uitvoerende luchtvaartmaatschappij is, wil niet zeggen dat Level daarmee ook kan worden bestempeld als ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ in de zin van de DBC-Verordening. In zoverre lijkt deze uitspraak dan ook aan te sluiten bij het arrest Wirth/Thomson. De aansprakelijkheid kan ons inziens dus rusten op zowel de contractuele als de feitelijke vervoerder, afhankelijk van wie feitelijk verantwoordelijk is voor de uitvoering van de vlucht. Dat komt in deze uitspraak niet helemaal helder naar voren. Onder de DBC-Verordening moeten passagiers effectief schadeloos kunnen worden gesteld, ongeacht interne afspraken tussen luchtvaartmaatschappijen.

Gevolgen voor de reissector

Deze uitspraak geeft duidelijk aan dat het niet altijd eenvoudig is om te bepalen wie nu de luchtvaartmaatschappij is ‘die de vlucht uitvoert’ in de zin van artikel 2 DBC-Verorderning. Dit is afhankelijk van hetgeen partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (het zogenoemde ‘Haviltex-criterium’).

De operationele verantwoordelijkheid voor de uitvoer van de vlucht en het sluiten van een overeeenkomst met de passagiers moet onder meer blijken uit de boekingsbevestiging en de communicatie met zowel de reisorganisator/reisagent als de klant. Dit is bepalend voor de juridische kwalificatie.

Bovendien biedt de uitspraak duidelijkheid voor pakketreisorganisatoren en agenten: wie aansprakelijk wordt gesteld door de reiziger voor terugbetaling van ticketkosten, kan op zijn beurt regres nemen op de luchtvaartmaatschappij ook al is artikel 22 van de Richtlijn niet woordelijk geïmplementeerd in de Nederlandse wet. Dit versterkt mijns inziens de rechtspositie van de reisondernemingen.

Vragen over reisrecht?

Heeft u als reisorganisatie, luchtvaartmaatschappij of juridische professional vragen over contractuele aansprakelijkheid, regresmogelijkheden of EU-wetgeving binnen het reisrecht? Neem dan gerust contact met ons op. Wij denken graag met u mee over de juridische implicaties van deze uitspraak en wat dit betekent voor uw organisatie.


Volgende
Volgende

Voorkom dure fouten bij het ontslag van een statutair bestuurder: dit moet je weten