Gerechtshof vraag Hoge Raad om advies in de Uber-zaak 

Eerder deze week werd duidelijk dat het gerechtshof Amsterdam nog geen eindoordeel kon geven over de relatie tussen Uber en chauffeurs. Het is nu eerst aan de Hoge Raad om de prejudiciële vragen van het gerechtshof te beantwoorden.  

Het hof stelt vast dat voor een substantieel deel van de chauffeurs sprake is van ondernemerschap. En dat dit tot gevolg kan hebben dat die chauffeurs geen werknemer zijn.  

Het hof worstelt kennelijk met deze feitelijke vaststelling en wil weten hoe het aspect ondernemerschap een rol speelt bij kwalificatie. Het hof vindt het namelijk niet wenselijk dat een deel van de chauffeurs moet worden gekwalificeerd als ondernemer en een ander deel niet.  

Collectieve actie? 
Een zeer principiële vraag die volgens het gerechtshof ook beantwoord moet worden is of de vakbond wel de juiste wettelijke grondslag heeft gekozen. FNV doet nu een beroep op de wet AVV (algemeen verbindend verklaren van cao’s) in plaats van een collectieve actie. Groot verschil is namelijk dat bij een collectieve actie de direct betrokkenen, in dit geval de chauffeurs, kunnen beslissen geen onderdeel te zijn van de procedure.   

De juridische en maatschappelijke complexiteit van het kwalificatievraagstuk wordt hier eens te meer bevestigd. 

Wordt vervolgd dus… 

 

#gerechtshof #uber #HogeRaad #ondernemerschap #FNV #AVV

Vorige
Vorige

Waarom wordt thuiswerken voorlopig geen wettelijk recht?

Volgende
Volgende

Reisorganisator mag onkosten reiziger verrekenen met DBC-vergoeding