Airline moet tickets 2 keer terugbetalen na faillissement boekingskantoor  

door Erik Ruijs en Judith Tersteeg 

In december 2023 heeft het gerechtshof in Den Haag geoordeeld dat luchtvaartmaatschappij Garuda uit Indonesië de losse vliegtickets van een zestal reizigers die hadden geboekt bij het later gefailleerde D-rt Groep (D-reizen), moet terugbetalen. De kosten voor de tickets waren door de reizigers voldaan aan boekingskantoor D-rt. D-rt heeft de tickets geboekt via de ticketagent Airtrade. Door de coronacrisis werd de vlucht door Garuda geannuleerd waarop de airline de gemaakte kosten van € 8.340,90 heeft terugbetaald aan ticketagent Airtrade en Airtrade dit bedrag heeft doorgestort aan D-rt. Zeven maanden later ging D-rt echter failliet zonder het bedrag te hebben overgemaakt aan haar klanten. De klanten hebben hierop de vliegtuigmaatschappij gevraagd om hen rechtstreeks te vergoeden. Dit weigerde Garuda omdat ze al hadden betaald aan hun ticketagent Airtrade. Zowel de kantonrechter in eerste aanleg als het gerechtshof hebben nu bepaald dat Garuda alsnog over de brug moet komen.   

 

De zes reizigers hadden in januari 2020 bij D-rt een vliegticket geboekt voor een vlucht naar Indonesië. D-rt heeft hierop de tickets geboekt via ticketagent Airtrade en Airtrade boekt uiteindelijk de tickets bij airline Garuda. Ten gevolge van de coronapandemie heeft Garuda de vluchten geannuleerd. Garuda heeft hierover niet rechtstreeks contact opgenomen met de reizigers maar gecommuniceerd met agent/bemiddelaar Aitrade. Na annulering van de vlucht heeft Garuda de ticketkosten terugbetaald aan bemiddelaar Airtrade die het op haar beurt weer heeft overgemaakt aan D-rt . Hierbij was de vliegmaatschappij in de veronderstelling dat ze had voldaan aan haar verplichting, ook al heeft D-rt dit bedrag niet overgemaakt aan de reizigers. Het gerechtshof was deze mening echter niet toegedaan. 

Verordening
Allereerst stelde het gerechtshof vast dat hier sprake was van de verkoop van losse vliegtickets. Dit brengt met zich mee dat Verordening (EG) nr. 261/2004 (de zogenoemde DBC-Verordening) van toepassing is op de overeenkomst. In de verordening is onder meer bepaald dat “Passagiers van wie de vlucht geannuleerd wordt, moeten hun tickets terugbetaald kunnen krijgen of onder bevredigende voorwaarden een andere vlucht naar hun bestemming krijgen.” De passagiers moeten daarbij de keuze voorgelegd krijgen of ze kiezen voor volledige terugbetaling danwel een alternatieve vlucht.  

Een luchtvaartmaatschappij die stelselmatig weigerde tot betaling over te gaan, heeft hiervoor in maart 2022 een bestuurlijke boete opgelegd gekregen. De rechtbank Den Haag heeft daarop in mei 2023 bevestigd dat de vliegmaatschappij haar passagiers rechtstreeks had moeten terugbetalen toen zij daarom hadden verzocht. 


De vliegmaatschappij Garuda was van mening dat ze geen overeenkomst hebben met de passagiers en dat ze op de gebruikelijke wijze het bedrag hebben terugbetaald aan hun contractspartij. Garuda stelt dat zij een contractuele relatie heeft met Airtrade en via Airtrade met D-rt . Garuda vindt dat ze met haar terugbetaling aan Airtrade bevrijdend heeft betaald. Het gerechtshof gaat hier, net als de kantonrechter, niet in mee.  

Het Hof oordeelt dat uit een arrest van het Hof van Justitie van de EU (Krijgsman/Surinam Airways) volgt dat uit het feit dat een passagier een reisbureau of reisagent heeft ingeschakeld, niet te snel mag worden aangenomen dat sprake is van vertegenwoordiging van de passagier door het reisbureau of de reisagent.  

Garuda had rechtstreeks contact kunnen opnemen met de passagiers met de vraag hoe zij hun restitutie van de tickets wilden ontvangen. Dat Garuda dat niet heeft gedaan, komt voor haar rekening en risico.  

Het Hof realiseert zich dat de door Garuda gehanteerde manier van betalen heel gebruikelijk is in de branche (en praktisch makkelijk uitvoerbaar). Dat Garadu met Airtrade en Airtrade op haar beurt met D-rt is overeengekomen dat wordt gerestitueerd aan “same form of payment” of “original form of payment”, dat wil zeggen dat er wordt teruggestort via het betaalmiddel waarmee het originele ticket is betaald (hetgeen ook volgt uit IATA resolutie 824r) doet hier niet ter zake. Garuda kan namelijk niet aantonen dat de overeenkomst tussen de reizigers en D-rt ook zo’n clausule bevat. Het Hof laat in het midden of, als zo’n beding al met de reizigers zou zijn overeengekomen, zo’n beding wel stand zou houden. 

Ook de hoogte van de terug te betalen kosten, stelt Garuda ter discussie. Onder verwijzing naar een arrest van het Hof van Justitie (Harms) hebben de reizigers kort gezegd recht op terugbetaling van de ticketprijs inclusief de betaalde provisie (van Airtrade) nu niet vast is komen te staan dat de provisie is vastgesteld buiten medeweten van Garadu.  

Slotsom is dat de luchtvaartmaatschappij de kosten voor de tickets (inclusief provisie) dus voor de tweede maal zal moeten betalen. 


Geen baanbrekende uitspraak in mijn optiek, maar (nogmaals) een heldere bevestiging van het feit dat de verplichting tot terugbetaling van de ticketkosten op grond van de DBC-Verordening (261/2004) nu eenmaal ligt bij de luchtvaartmaatschappij zelf en dat een beroep op bevrijdende betaling aan één of meerdere tussenpersonen/agenten niet makkelijk opgaat. Bij het werken met een tussenpersoon kan het risico van faillissement van de tussenpersoon niet op de passagier worden afgewenteld. De verplichting tot dubbele restitutie na faillissement is het gevolg van de bedrijfsmatige keuze van een airline om bij annulering van een vlucht aan een tussenpersoon te restitueren. Deze keuze ontslaat de airline echter niet van haar verplichting op grond van de DBC-Verordening en komt dan ook voor haar rekening en risico. 


#Dreizen #DBCverordening #faillissement

Vorige
Vorige

Gefixeerde schadevergoeding na ontslag op staande voet

Volgende
Volgende

Happy Holidays